Artikel index

 

 Na de oorlog

   Toen we vertrokken uit Sint-Gillis-Waas, liet mijn toen nog toekomstige echtgenote, toen ze mij haar hand aanreikte, een kleine foto van zichzelf achter in mijn handen opdat ik haar zou herinneren. Toen ik in Duitsland was, kreeg ik een kaartje van mijn jongste zus. Ik had gedurende heel de oorlog geen contact gehad met mijn familie dus ik had geen idee hoe het met hen ging. In het jaar 1940 hadden de Duitsers mijn zus meegenomen om te werken voor een boer in Duitsland. Ze was daar 5 jaar. Na de oorlog ontmoette ze toevallig een leraar die haar les had gegeven in Polen. Hij was onderluitenant van de reserve, werd gemobiliseerd in 1939 en was krijgsgevangenen genomen door de Duitsers in Lübeck. Mijn zus vertelde hem dat ze al lang niets meer van mij gehoord had, waarop hij haar adviseerde om een kaartje te sturen naar de 1e Poolse Pantserdivisie. Indien ik nog in leven was, zou ik zeker daar zijn, zei hij. Ik ontving haar bericht en ging naar de kapitein: Mijn zus leeft, ze is in Lübeck, zei ik. Hij zei dat ik zijn jeep moest nemen en naar haar toe moest gaan. Wanneer ik in Lübeck aankwam, zocht ik eerst haar leraar op. Ik bracht de nacht door bij hem en de volgende dag reed hij mij naar de houten barakken waar zo’n 50 Poolse meisjes woonden. Wanneer we daar langs het meer reden, staken alle meisjes hun hoofd uit omdat ze dachten dat de Engelsen met provisie waren gekomen. Ik merkte meteen mijn zus op maar zij herkende me niet in het begin. Wanneer ik dan haar kant opliep, glimlachte ze eindelijk en sprong ze uit het raam. Ik vroeg haar: Ga je met me mee? Zij hierop: Natuurlijk ga ik mee! Ik nam haar mee. We probeerden voor haar een kamer te regelen bij de Duitsers. In het begin zat ze tussen de soldaten, maar bij het middagmaal ging ze telkens met mij mee naar de kantine voor onderofficieren. Op een keer zei de kapitein: Luister eens, het zou beter zijn dat je je zus naar Maczków brengt, daar zijn jongere mensen. De naam Maczków, nu Haren genoemd, werd door Tadeusz Bór-Komorowski aan dit Duitse dorp gegeven ter ere van generaal Maczek. Ik bracht haar daar naartoe, maar ging wel vaak bij haar op bezoek. Uiteindelijk wilde mijn zus terug naar Polen. Ik dacht bij mezelf: Laat ik het aan die ene familie in België vragen bij wie ik geweest was, of ik haar voor enkele maanden mag achterlaten bij hen totdat ik alle formaliteiten geregeld heb. De Belgen stemden hiermee in. Ze gingen eerst naar de gemeentesecretaris, maar die zei: Wel, als hij haar hierheen brengt, regel ik wel iets voor haar. Met enkele collega’s die verlof hadden, bracht ik haar, terwijl ze gekleed was in soldatenuniform, van Duitsland naar Brussel. Na een verblijf van negen maanden vertrok ze vandaaruit naar Polen. In die tijd leerde ik mijn latere echtgenote beter kennen. Het deed me bovendien goed om in dat dorp te zijn. Er was daar een kerel met een carrosseriebedrijf. Hij vroeg of ik kon lassen. Uiteraard kon ik dat en hij bood mij werk aan. Ik moest ontslag nemen bij het leger en de toestemming krijgen van het ministerie om in België te blijven en bij hem te werken. Toen ik dit alles geregeld had, ging ik naar mijn toekomstige werkgever en vroeg ik of er in de buurt een kamer was die ik kon huren. Toen ik dit ging vertellen aan de familie van mijn latere echtgenote, zei haar mama: Hoezo? Je hebt een kamer bij ons en ik zal wel voor mijn dochter zorgen. Ik woonde daar een jaar, sliep bij haar broer in de kamer en later zijn we getrouwd.