Artikel index

   Ik zat al in het leger in het jaar 1939. Nadat ik mijn studies aan de Nationale Technische School voor Industrie had afgerond, zei de hoofdingenieur van de examencommissie: Jongens, jullie mogen allemaal bij mij komen werken – in zijn fabriek dus, waar vliegtuigonderdelen werden geproduceerd. Vervolgens voegde hij hieraan toe: Maar jullie moeten eerst jullie militaire dienst vervullen. In die tijd was iedereen verplicht tot militaire dienst van twee jaar. In oktober 1938 vertrok ik als vrijwilliger, maar één jaar later op 1 september brak de oorlog al uit. Ik had toen net mijn eerste jaar in de opleidingscampagne afgerond. Dat was een opleiding voor onderofficieren. Toen de oorlog uitbrak besefte ik dat ik mijn dromen, namelijk om mijn tijd uit te dienen en daarna vast te gaan werken als ingenieur, kon vergeten.  

 

 

 Het begin van de oorlog

   Alvorens de oorlog uitbrak, was er een ‘geheime’ mobilisering van start gegaan, aangezien Engeland een officiële mobilisering in Polen niet toestond. Ze wilden een provocatie van Duitsland voorkomen. In Polen bestond er toen een wet dat iedereen die een auto had, deze moest afstaan aan het leger. Ik diende in het 8e Pantserbataljon in Bydgoszcz. De eigenaars brachten hun auto’s naar de markt, ontvingen een ondertekend papiertje en vertrokken. De voertuigen werden in Bydgoszcz verdeeld over de regimenten. De wagens die overbleven, moesten op wagons worden geladen en vervoerd naar Warschau. De aanvoerder van het vervoer was een sergeant van onze eenheid. Hij had tien vrijwilligers nodig die zich aanmeldden om met hem als konvooi mee te gaan. Ik was één van deze vrijwilligers. De trein reed zo’n twee dagen lang stapvoets. Toen we op de ochtend van 1 september op een zijspoor stonden en de voertuigen aan het uitladen waren, hoorden we de eerste bommen en schoten. De Duitsers waren Polen binnengevallen. Alle mensen kwamen buiten kijken en konden niet geloven dat dit Duitse vliegtuigen waren. Tijdens de oorlog heb ik geen enkel Pools vliegtuig gezien. Er waren wel veel Duitsers. Overdag kon onze colonne geen voet verzetten of er kwamen al straaljagers aanvliegen. Toen we alle auto’s hadden achtergelaten, kregen we het advies om niet terug te keren naar Bydgoszcz, maar wel naar Łuck1 , waar het 12e Pantserbataljon zich ophield. Tijdens de treinrit kwamen er straaljagers aangevlogen. De trein hield stilstand. Iedereen haastte zich uit het voertuig en liep de kant van het veld op. De Duitsers vlogen heen en weer en schoten zo laag dat ik hun spottend gelach kon horen. Het ergste wat je kan doen wanneer een vliegtuig aan komt gevlogen, is vluchten. Het is beter om meteen op de grond te gaan liggen en niet te bewegen. Eén van onze kameraden werd daar neergeschoten. Ik sprong uit de wagon de sloot in en dacht er niet om ook maar te bewegen. Terwijl ik daar zat, merkte ik een meisje op van zo’n zeventien of achtien jaar. Ze rende als een gek, ze was in shock en bleef maar herhalen: Wat moet ik dan doen, wat moet ik doen?. Naast mij in de sloot zat een rustige vrouw. Kom hier zitten en bid’, zei ze tegen het meisje. Ze ging gehoorzaam zitten en kalmeerde. Deze toevallige situatie waar ik getuige van was, is mij bijgebleven.
   We reden in colonne naar Łuck. Toen we aangekomen waren, wurmde heel onze afdeling zich in de voertuigen en verliet de kazernes. In het bos namen we onze positie in. Op 18 september waren de Russen Polen binnengedrongen. Vanuit onze positie konden we een Russische tank vol rook zien. De aanvoerder van ons vervoer was nog een jonge onderluitenant. We gaan er naartoe, naar die Russen, zei hij en hij beval twee vrijwilligers naar voren te treden. Heel de compagnie draaide na die woorden rechtsomkeer en vluchtte de diepte van het bos in. Ik bleef staan. We liepen naar beneden, naar die Russen. Ze waren volledig besmeurd met olie. Zo zwart waren ze, dat zelfs de kleur van hun pak niet meer zichtbaar was. Zij tegen ons: We gaan met jullie de Duitser verslaan. Daarop haalden wij sigaretten boven en gaven hen er eentje. ’s Avonds zei de onderluitenant dat we naar de grens met Roemenië zouden rijden waar een militaire uitrusting op ons zou wachten. Voor de nacht verspreidden we ons over de boerderijen. Onze commandant zei dat hij ons zou wakker maken wanneer er ’s nachts iets aan de hand zou zijn. We sliepen met z’n vijven in één schuur, in het hooi bij één of andere boer, een Oekraïner. ’s Morgens rond vijf uur kwam hij naar ons en zei: Maar wat doen jullie hier nog? Wij waren verbaasd. Hij zei dat ons leger al vertrokken was en hier heel de nacht Russische colonnes hadden gereden. Dus vroegen wij hem hoe ver het nog tot de Roemeense grens was. Hij antwoordde hierop dat het nog zo’n vijf kilometer was. Met onze geweren bereikten we via de loopgraven de Roemeense grens. Daar stond onze colonne al. Op één van de voertuigen vonden we onze rugzakken en jassen terug. Dat was toen op 19 september. De hele dag hielden we halt op de grens. Uiteindelijk kwam er een hoge Roemeense officier naar ons toe en zei: Het is het één of het andere. Naar Roemenië of van de grens! Velen keerden terug, maar ik zei: Terug naar Bydgoszcz vanaf de Roemeense grens of wat? En in Russische of Duitse handen vallen? Met heel onze colonne vertrokken we naar Roemenië. Ik zat op een vrachtauto waarin alle reserveonderdelen voor legervoertuigen lagen die in die tijd gebruikt werden in Polen. Mijn functie in het leger was de zogenaamde “reparatiepatrouille’, ik was mecanicien. Op het voertuig lagen verschillende banden, reserveonderdelen, enz. We reden Roemenië binnen. Wanneer de Roemenen zagen wat we op onze voertuigen hadden liggen, wilden ze dat we deze spullen aan hen verkochten. Maar wij waren bang, want in Polen was er zoveel propaganda dat de troepen die toen met de trein op weg waren naar het front, met krijt het volgende schreven: “We ontmoeten elkaar over 14 dagen in Berlijn”. Dat was toen de propaganda in Polen en de soldaat geloofde erin. We waren met vijf, allemaal jongemannen uit de actieve dienst. Ik had 80 groszy voor tien dagen. We hadden geld nodig, maar waren bang om ook maar iets te verkopen aan de Roemenen. We vreesden dat ze ons, wanneer we terug in Polen zouden zijn, zouden beginnen vragen waar de afzonderlijke onderdelen naartoe waren. We verbleven drie dagen op die plaats. De naam ervan herinner ik me niet meer. Aan de Roemeense grens woonden er veel Polen. Op een keer stak een dame de straat over en zei: Jongens, willen jullie je misschien graag wat opfrissen? Wassen? We zeiden van wel, maar wisten toen niet wanneer we daar zouden vertrekken. Ze vertelde ons dat ze achter de hoek woonde. Dus één voor één gingen we er heen om een bad te nemen. We kregen zelfs koffie. Na drie dagen kwam er een voertuig met gewapende Roemeense soldaten aangereden. Ze brachten ons weg naar het meer. De voertuigen die we hadden, bleven staan, terwijl ze ons meenamen naar de legerkazernes van een stad met de naam Turnu Severin. Het waren artilleriekazernes. We werden ondergebracht in paardenstallen. Met de officieren hadden we geen contact. De enige die ons mocht bezoeken was een priester. Uit het kamp kon je echter wel ontsnappen. Er werd toen in Roemenië propaganda gemaakt om naar Frankrijk te vluchten, omdat generaal Sikorski daar een nieuw Pools leger aan het oprichten was. We brachten twee à drie maanden in de stallen door, terwijl de Roemenen ondertussen op een andere plaats barakken voor ons aan het bouwen waren.  
 
1 De stad Łuck ligt in de streek Volhynië. Tijdens het interbellum maakte Łuck deel uit van Polen. Nu bevindt de stad zich in Oekraïne.